Driepas 0000.0011

 

        Literatuur

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin: blz. 154 ("Driepas"), 183 ("Getrifolied: met een driepas versierd, getrifolied. 1574 Utrecht, Vredenburg" - dit is de relevante tekst volledig), 515

- Viollet-le-Duc, M, Dictionnaire Raisonné de l'Architecture Française du XIe au XVIe Siècle, Tome neuvième (TAB-ZOD). Paris (A. Morel), 1868. [554 blz. ISBN -]. Hierin "Trèfle": blz. 260-261

- Vogüé, Melchior de & Jean Neufville, Glossaire de termes techniques. Deel in de serie 'Introductions à la nuit des temps', nr 1. La Pierre‑qui-Vire (Zodiaque), 1965. [478 blz. ISBN -]. Hierin "Trèfle": blz. 425

- Vaktaal. Vaktermengids bij kerkgebouwen samengesteld door de excursiecommissie van de Stichting Oude Groninger Kerken onder redactie van C.G. Reinders. Bedum (Profiel), 1992. [108 blz. ISBN 90.5294.061.4]. Hierin "Driepas": blz. 24, 28 ("Een versieringselement uit de gotiek, waarbij binnen één grote cirkel drie kleinere zijn beschreven" - dit is de volledige tekst)

- Tolboom, H.J., Venstertraceringen in Nederland. Deel in de serie 'Restauratievademecum, RV-bijdrage' nr 18. Zeist (Rijksdienst voor de Monumentenzorg), 's-Gravenhage (Sdu-Uitgeverij), 1998. [111 blz. ISBN 90.12.08605.1]. Hierin o.a.: blz. 72, 73 ("Driepas: drie slagen van een passer. Synoniem: drielob, driegloop [...]"), 75 ("Pas: slag van een passer. Een driepas bestaat uit drie slagen van een passer die elkaar kruisen binnen een cirkel of sferisch figuur. Daardoor ontstaat respectievelijk een soort klaverblad of een blad met drie spitse uiteinden (een drieblad). Hetzelfde principe geldt voor een vierpas, vijfpas, etc." - dit is de volledige tekst)